Onderdak aan iedereen
Dit was in een tijd dat vakantie voor iedereen binnen bereik kwam en er een heel nieuwe jeugdcultuur ontstond. De gastenboeken en het plakboek dat mijn moeder in die jaren heeft bijgehouden geven een beeld van de ontwikkeling van een deel van het toerisme in Zeeland. Ze zijn recent door mij en mijn zus aan het Zeeuws Archief geschonken.
Een van de meest actuele woorden in de media is inclusiviteit, een term die we in de jaren zestig nog niet kenden. Maar toch was er toen al een plek in Domburg waar inclusiviteit de standaard was. Vanaf 1920 ontstond in Nederland een netwerk van jeugdherbergen. Ze werden bestuurd door de stichting NJHC, de Nederlandse Jeugdherberg Centrale. Omstreeks 1960 bestond dit netwerk uit ongeveer zeventig herbergen. De Jeugdherberg Nieuw Walcheren was daar één van. Met een moderne term was de mission statement van de jeugdherbergen: “Onderdak bieden aan iedereen zonder aanzien des persoons wat betreft geslacht, leeftijd, ras of gezindte.” Daarmee waren de jeugdherbergen een inclusieve plek waar jongeren elkaar konden ontmoeten, slapen, eten en zich vermaken.
Duobaan
Nieuw Walcheren was gehuisvest in een van de houten prefab-barakkenkampen die in 1945 door Zwitserland aan Zeeland waren geschonken voor de huisvesting van arbeiders die werkten aan het herstel van het eiland of voor gebruik als noodwoning. Dit kamp stond net iets buiten Domburg aan de Schelpweg en werd omsloten door Camping Domburg. Het terrein werd tot 1975 gepacht van de Stichting Badplaatsbelangen Domburg. Er stonden negen houten barakken en een stenen loods. Vijf barakken werden gebruikt als slaapzalen met daarin in totaal 160 bedden. Eén barak was de dienstwoning met kantoor en een andere barak was de keuken; twee barakken werden gebruikt als grote en kleine eetzaal. Door de huisvesting in barakken was het een seizoensherberg, geopend van april tot oktober. De jeugdherberg was een vreemde eend in de bijt van Domburg met zijn statige Badhotel aan de andere kant van het dorp, de familiehotels en pensions in het dorp zelf en de particuliere verhuur door de Domburgers met vaak gasten die al sinds jaar en dag kwamen of die, zoals bijvoorbeeld in het Villapark, in Domburg een tweede huis hadden.
Begin 1963 reageerden mijn ouders op een personeelsadvertentie van de NJHC waarin beheerders werden gevraagd voor de Domburgse jeugdherberg. Die beheerders heetten toen nog jeugdherbergvader en jeugdherbergmoeder. Het was dus een duobaan. Op basis van hun achtergrond in de jeugdafdeling van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenafdeling van eerst de SDAP en later de PvdA, werden ze aangenomen en in het voorjaar van 1963 verhuisden we vanuit Weesp naar Domburg.
Het was een sprong in het diepe, want mijn ouders hadden geen enkele ervaring met het leiden, organiseren en verzorgen van zo’n groot aantal gasten. Het eerste seizoen werd helemaal een vuurdoop toen bleek dat er geen vloer in de keuken zat en de vorige beheerder een boekingsfout had gemaakt waardoor er in het hoogseizoen geen 160 maar 240 gasten werden verwacht. In de keuken is toen net voor de seizoensopening een betonnen vloer gestort en uit de voorraad van de NJHC zijn er tachtig stapelbedden bijgeplaatst, voor een deel nog bedekt met stromatrassen. Dat toen de basis is gelegd voor groepen gasten die ieder jaar terugkwamen mag een wonder heten.
De barakken waren inmiddels twintig jaar oud en toe aan renovatie. De elektriciteitskabels liepen nog buitenom over het dak. De gevels aan de westkant waren door de westenwind en de zoute zeelucht net achter de duinen aan vervanging toe, de slaapbarakken hadden elk twee slaapzaaltjes met zestien bedden en een wasruimte met toilet, maar nog geen douches en de keuken en de eetzaal voor 120 gasten waren gescheiden waardoor al het eten op dienbladen buitenom naar de tafels moest worden gedragen. In de keukenuitrusting ontbrak een grote braadslee. Al deze problemen werden successievelijk opgelost.
Hoewel de vader en moeder formeel in dienst waren van de NJHC waren ze in de praktijk heel autonoom. Er was een jaarlijks budget berekend naar het aantal gemaakte overnachtingen en aangepast aan specifieke omstandigheden. Zo was het budget voor Nieuw Walcheren verruimd om de nogal basale huisvesting te kunnen compenseren met een beter aanbod in de maaltijden. Maar verder lagen de financiële administratie, de boekingen, het aannemen van personeel, het organiseren van activiteiten en de inkoop van het eten bij de beheerders. Het menu was grotendeels standaard voor alle jeugdherbergen, dus bijvoorbeeld bloemkool op maandag en geen vlees op vrijdag. Dit om te voorkomen dat een gast die van herberg naar herberg trok, toen nog trekker genoemd, iedere dag bloemkool voorgeschoteld zou krijgen.
Grote groepen
En zo ontstond een jaarlijks patroon waarin ik opgroeide. Op 1 april opende de herberg voor de gasten. Er waren een of twee assistenten aangenomen die het hele seizoen zouden blijven. Al het serviesgoed werd afgewassen, de slaapzalen geboend en het beddengoed gelucht. Dan kwamen soms al de eerste trekkers. Vaak waren het kleine groepjes Vlaamse padvinders die op de fiets kwamen. Maar het seizoen werd jaarlijks echt geopend door de komst van de SILOK, het Socialistisch Instituut voor Lichamelijke Ontwikkeling en Kultuur, een gymnastiekvereniging uit Deurne bij Antwerpen. Een week voor hun komst arriveerde een vrachtwagen met de complete inventaris van een gymzaal, zoals bruggen, matten, evenwichtsbalken en een paard. De honderdtwintig Vlaamse gymnasten die zich kwamen voorbereiden op hun jaarlijkse grote uitvoering in het Sportpaleis van Antwerpen kwamen de week erna. Om zeven uur werden ze gewekt, om halfacht deden ze op het grasveld een gezamenlijke turnoefening, om acht uur was het ontbijt en dan in het verloop van de dag gingen ze turnen, maakten ze strand- en boswandelingen en speurtochten en sloten ze de dag af met een gezellig samenzijn in de avonduren.
In de maanden daarna kwamen diverse grote en kleine groepen. Lagere scholen kwamen met hun zesde klas voor het schoolkamp. Vaak kwamen ze op de fiets, soms helemaal vanaf de Zuid-Hollandse eilanden en na een hele dag tegen de zuidwestenwind te hebben opgetornd. Er kwamen studenten van de kunstacademies uit Groningen en Den Bosch die met tekenborden de duinen in trokken om te proberen het Zeeuwse licht te vangen, en gereformeerde jongerenverenigingen uit Zeeuwse dorpen voor een bezinningsweekend, maar ook een lts uit Rotterdam, een huishoudschool uit Tilburg, een meisjesgymnasium uit Hamburg en militairen die de duinen nog een keer uitkamden op landmijnen, wielrenners die meededen aan de Ronde van Zeeland en een majorettenkorps. Sommige groepen bleven jaar na jaar komen. De gasten kwamen vooral uit Nederland, Duitsland en België. Heel soms verscheen een dwaalgast van verder weg, uit Engeland of Frankrijk of zelfs de Verenigde Staten.
Omslag
De eerste jaren waren de individuele gasten vaak trekkers, actieve jongeren die meestal fietsend van jeugdherberg naar jeugdherberg op vakantie gingen. Ze moesten ook wel verder reizen want er was toen een regel dat het maximale verblijf vier nachten was. Ze moesten om tien uur binnen de poort zijn, want om halfelf ging het licht uit.
In de tweede helft van de jaren zestig en de eerste jaren zeventig brak de culturele en maatschappelijke omslag ook voor de jeugdherbergen door. In het hoogseizoen kwamen vakantievierders die een hele week of soms zelfs twee weken bleven. Die gingen niet om halfelf naar bed, maar zochten minimaal tot middernacht hun vertier in de cafés en bars in Domburg. Tot verdriet van mijn ouders werd er vanaf die tijd ook in de jeugdherbergen alcohol verkocht. Bij die individuele gasten zoals ze gingen heten toen het woord trekker ouderwets was geworden, waren ook vaste gasten. Zo waren er de drie Belgische zusjes Van der Veeken. Ze werden een aantal jaren achtereen door hun ouders afgezet zodat die zonder hun dochters op vakantie konden. Als ze aankwamen waren het keurige bedeesde Vlaamse meisjes in een nette plooirok met een donkerblauwe jas aan. Maar zodra vader en moeder vertrokken waren ging het haar los, kleedden ze zich om en werd de jacht op leuke jongens geopend. Heel populair onder de dames waren Engelse jongens uit Gloucester, een buslading zeer charmante leerlingen van een jongensschool die onder leiding van Mister Williams een week naar Nederland kwamen.
Inclusiviteit werd in de praktijk gebracht. Zo kwam er een groep uit een jeugdgevangenis in Brasschaat. Zij aten in hun eigen eetzaal en moesten ieder uur aantreden voor appèl, maar waren wel te gast. In juli kwamen een paar jaar achter elkaar veertig gehandicapte padvinders uit Duitsland met hun veertig begeleiders. De begeleiders sliepen in de bovenbedden, de padvinders in de benedenbedden. Ook een blindeninstituut kwam met een groep. De Joodse padvinderij uit Antwerpen kwam en nam haar eigen eten mee, kookte zelf en vierde het Joodse Pesach bij ons. Midden in het hoogseizoen kwamen geestelijk gehandicapten. Zij hadden hun eigen eetzaal maar mengden zich verder onder de gasten. Dat was soms weleens schrikken voor een net binnengekomen gast die zich had ingesteld op een zonvakantie aan de Zeeuwse kust en bij aankomst geconfronteerd werd met een jongen met het syndroom van Down die hem opgewekt begroette. Als er bezwaren waren zei mijn vader altijd dat de gast niet hoefde te blijven. Een dag later zat dezelfde gast met de jongen met Down in de kring liedjes te zingen.
Het eten
In het plakboek dat mijn moeder van 1963 tot 1974 heeft bijgehouden staat onder aan de laatste bladzijde van 1967 met balpen “14.590 overnachtingen” geschreven. Dat betekent dus 14.590 ontbijten en het aantal avondmaaltijden zal niet veel minder zijn geweest. Onderbouwen kan ik het niet, maar ik denk dat de jeugdherberg het hoogste aantal gasten en overnachtingen van Domburg had.
Om alles goed te laten verlopen was een soepele organisatie nodig. De meeste gasten, maar zeker de groepen meldden zich van tevoren aan. Het woord reserveren werd niet gebruikt. Er verschenen individuele gasten met speciale aanmeldingskaartjes van de NJHC. De ordner met de kaartjes en brieven op datum was de basis voor het indelen van de bedden. Natuurlijk werden jongens en meisjes gescheiden, maar met vijf slaapbarakken moest er steeds berekend worden hoe de jongens en de meisjes verdeeld konden worden.
De ordner was ook de basis voor de maaltijden en wat daarvoor nodig was. Mijn moeder kookte voor de gasten en kocht in voor honderdzestig eters. In 1967 kostte een volledig verblijf met overnachting, ontbijt, lunchpakket en avondeten ƒ 7,50 per dag. De verse producten, zoals het brood, de groente, aardappels, vlees en op vrijdag soms vis, en de zuivel kwamen van Domburgse leveranciers. Hoe mijn moeder alles precies berekende weet ik niet meer maar wel dat voor de aardappels de basisregel was: aantal gasten gedeeld door vier is het aantal kilo’s aardappels. Maar dat werd wel aangepast aan de gasten. Dus, veertig jongens van een lts was tien kilo plus vijf en veertig meisjes van een huishoudschool was tien kilo min vijf. Zo leverden dagelijks de bakker, de groenteboer en de slager de bestellingen af. De aardappels kwamen geschrapt in een grote teil en moesten nog gepit worden. Dat was niet altijd een onverdeeld genoegen op een koude aprilmorgen. De andere producten werden besteld bij een speciale groothandel. Eenpersoonskuipjes jam en koffiemelk bestonden nog niet, maar er waren wel al tienliterblikken jam en balen hagelslag.
In het vroege voorjaar kwamen ook de sollicitaties voor het tijdelijke personeel in het hoogseizoen. Tussen de zes en acht jongeren waren er nodig. De verscheidenheid in gasten was er ook bij de assistenten. Via de jeugdzorg kwam er een meisje uit Vlissingen; Jan en Cootje waren getrouwd, hadden een jaar in een bezinningsgemeenschap in Amerika gewoond en zouden daarna koster worden in de Wieringermeer; Coby was student psychologie; er kwamen twee vriendinnen uit Engeland van een lerarenopleiding en Rina was student aan de kunstacademie. De eerste assistente in 1963 was Ennie, een kleuterleidster uit Veenendaal. Zij zou nooit meer uit Domburg vertrekken want ze werd verliefd op Wim, de jonge sportieve groenteboer die iedere dag de geschrapte aardappels kwam brengen. Zij trouwden. Slechts één echte Domburger heeft in die tien jaar gewerkt in de jeugdherberg, Dat was Piet, een vrijgevochten creatieve geest. Hij vertrok in zijn Simca met de erfenis van zijn vader naar Zuid-Frankrijk om een jaar later aan het begin van het seizoen berooid weer op te duiken. Maar hij was toen wel de trotse eigenaar van de eerste Afghaanse jas in Domburg.
Plichten
Voor de gasten en de assistenten was er een duidelijke dagindeling. De dag begon om zeven uur. In iedere barak hing een luidspreker en met een muziekje werden de gasten gewekt. De avond ervoor waren de tafels al deels gedekt voor het ontbijt. Buffet selfservice bestond niet. In de keuken werden de mandjes met bruin- en witbrood gevuld, de kaas en vleeswaren gesneden en op schaaltjes gelegd en thee gezet. Stipt om acht uur begon het ontbijt.
Na het ontbijt gingen de gasten hun eigen gang. De vakantiegasten liepen richting strand, de trekkers laadden hun fietstassen in en de groepen begonnen aan hun dagprogramma. Vanaf vier uur werden de nieuwe gasten verwacht en om zes uur was de avondmaaltijd. Om negen uur ’s avonds was er nog thee. Het tijdstip waarop de gasten binnen moesten zijn en het licht uitging zou door de jaren heen opschuiven van halfelf tot na middernacht.
Gedurende de dag was er voor de assistenten een wisselrooster. Iedereen hielp mee bij het ontbijt. De meeste assistenten aten samen met de gasten, op twee man na die in de keuken bleven om gasten te helpen die extra brood, beleg of thee wilden. Na de ontbijtafwas begon de voorbereiding op het avondeten voor de assistenten met keukendienst. De aardappels werden gepit en honderdzestig Duralex-schaaltjes werden gevuld met het toetje. Dat bestond uit vla of yoghurt met een lepeltje jam of Del Monte-blikfruit. De komkommers werden gesneden en op vrijdag werden honderdzestig eieren gekookt, gepeld en doormidden gesneden op schaaltjes gelegd met yoghurt-slasaus en wat paprikapoeder. Ook de soep werd alvast gekookt.
De barakkendienst pakte emmers, schoonmaakmiddelen, bezems en dweilen en ging de slaapzalen in om te vegen en het sanitair schoon te maken. Dagdienst betekende ook dat je die dag op kantoor hielp bij het uitschrijven en ontvangen van gasten en in de jeugdherberg bleef. ’s Middags was je vrij en vanaf halfvijf meldde iedereen zich in de keuken om het vlees te braden, de groente te koken, de tafels te dekken en de schalen vol te scheppen. Om zes uur was het avondeten. Twee assistenten bleven in de keuken. Zij begonnen alvast de soepborden af te wassen want er was geen afwasmachine. Ook konden ze nogmaals opscheppen voor wie nog wat extra aardappels of groente wilde hebben. Het eten werd in schalen uitgeserveerd. Op het menu stonden soep, aardappels, groente en vlees. Op zaterdag was er macaroni of nasi.
Van de gasten werd verwacht dat ze ook wat deden. Het vegen van de slaapzalen werd al snel afgeschaft, maar het helpen bij de afwas niet. Bij scholen werd het aanwijzen van de afwassers overgelaten aan de meester of juffrouw. In de zomer was het verdelen van het corvee een onderdeel van de maaltijd. Er mocht pas opgeschept worden nadat een ogenblik stilte was gehouden voor degenen die wilden bidden. Aan het eind van de maaltijd vroeg mijn vader aandacht voor eventuele mededelingen en werden de afwassers aangewezen door de namen op te lezen van de corveeërs. Dat gebeurde vanaf de lidmaatschapskaarten. De meeste afwas ging in twee grote granieten spoelbakken in de keuken en als de afwas klaar was hing er een hele rij droogdoeken buiten aan de lijn.
In de eerste jaren was er ’s avonds nog regelmatig een gezamenlijke activiteit: een lange avondwandeling, volksdansen of muziek als een gast een gitaar of fluit bij zich had. Maar na de opkomst van de Beatles en de nieuwe jeugdcultuur ebde de aandacht daarvoor weg en verplaatste het avondleven zich naar de cafés in het dorp.
Andere tijden
Eind september keerde de rust weer. Er kwamen nog wat scholen die hun introductieprogramma deden en wat verenigingen die hun nieuwe seizoen op een wat bijzondere manier wilden openen. Op 1 oktober gingen de deuren dicht. Dat gold toen nog voor heel toeristisch Domburg. De Domburgers waren tot het volgend voorjaar weer onder elkaar. Een dorpje achter de duinen. De hoteliers en mijn ouders gingen eerst op vakantie om bij te komen van de inspannende zomer. Voor de gezamenlijke jeugdherbergvaders en -moeders werd zowel in het voorjaar als in het najaar een landelijke conferentie georganiseerd waarop nieuw beleid werd gepresenteerd en ervaringen werden uitgewisseld. Dan was er verder alle tijd voor het afronden van de administratie en onderhoud.
De relatie met het Domburgse dorpsleven was beperkt. De jeugdherberg lag een paar honderd meter buiten de bebouwde kom en de plaatselijke verenigingen hielden hun vergaderingen en jaarlijkse uitvoeringen in de twee cafés met een zaal in het dorp zelf, café Tramzicht en café Wilhelmina. De schietvereniging oefende op zaterdagmiddag in de wintermaanden in de grote eetzaal van de jeugdherberg. Er stonden dan hardhouten schotten als kogelvangers aan het eind van de zaal en met vuurbuksen werd liggend geschoten op schijven. Aan het eind van de middag hing er dan een kruidige mist in de zaal, een mix van de afgeschoten kogels en de gerookte sigaren en shag. Eind november eindigde de intocht van Sinterklaas ook bij de jeugdherberg met de viering voor de dorpskinderen.
Zo verliepen de jaren in grote lijnen in jeugdherberg Nieuw Walcheren van 1963 tot 1974. De groepen, al of niet vaste gasten, in het voor- en naseizoen en de individuele gasten in de zomer. Maar de gasten en hun verwachtingen en eisen veranderden. In 1963 waren individuele gasten op reis, nieuwsgierig naar de volgende bestemming. Ze waren al snel tevreden met een bed, een dak, een prettige omgeving waar ze gelijkgestemden konden ontmoeten. In 1973 was de individuele gast vaak een vakantievierder die overdag wilde zonnen op het strand en daarna uitgaan in het dorp. Er was meer te besteden en dat werd ook gedaan. Van de kop thee met een koekje om negen uur naar de bar en het bier.
Die verandering wreekte zich in de zomer van 1973. Steeds vaker waren er kleine incidenten met gasten en ongenode gasten van buiten. De dagen en avonden werden langer, soms tot diep in de nacht. Personeel bleek geestverruimende middelen te gebruiken en daardoor het werk niet altijd naar behoren te kunnen doen. Na tien jaar trokken mijn ouders de conclusie dat ze steeds minder pasten bij hun gasten en in leeftijd, intussen halverwege de veertig, steeds meer moeite zouden krijgen met de zware zomers. Toen mijn vader midden in het hoogseizoen overspannen raakte was het helemaal duidelijk. Daar kwam bij dat het contract voor het terrein in 1975 afliep. Er waren al plannen om een nieuwe jeugdherberg in kasteel Westhove te vestigen, maar die leken nog niet meteen door te gaan.
De jeugdherberg Nieuw Walcheren heeft met een nieuwe beheerder nog tot 1975 bestaan. Al heel snel daarna zijn alle barakken gesloopt en is het terrein deel uit gaan maken van Camping Domburg. Een paar jaar later is kasteel Westhove de nieuwe jeugdherberg in Domburg geworden.
Ik kijk terug op een bijzondere jeugd. Want waar anders ontmoette je in die tijd zo veel verschillende jonge mensen van alle gezindten en uit andere landen? En dat in zo’n overzichtelijke dorpsomgeving. In het gastenboek dat ik recent schonk aan het Zeeuws Archief is de laatste gast die er iets in heeft geschreven een Japanse trekker. De wereld was in 1973 groter of kleiner geworden. Het is maar hoe je het wil zien.
Hans Lok
Disclaimer:
Dit webartikel is verschenen in De Wete van juli 2022.
Afbeeldingen:
Speldje van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale, 1930-1940. (lastdodo.nl)
Affiche, ca. 1920. (invaluable.com/guides/catalogs)
Affiche, 1942. ( allemaalfamilie.nl)
Jeugdherberg Nieuw Walcheren, Domburg 1959. (ZB, Beeldbank Zeeland, prentbriefkaart 3672)
Jeugdherberg Nieuw Walcheren in Domburg, links huisje Adelaar en rechts Pelikaan, ca. 1971. (ZB, Beeldbank Zeeland, prentbriefkaart 3674)
Jeugdherbergvader Roel Lok, ca. 1970. (ZB, Beeldbank Zeeland, 107491, foto Jacqueline Midavaine)
Jeugdherberg Nieuw Walcheren in Domburg, links huisje Zwaluw en rechts Nachtegaal, ca. 1972. (ZB, Beeldbank Zeeland, prentbriefkaart 3675)