Op website In tijdschriften De Wete
Heemkundige Kring Walcheren Heemkundige Kring Walcheren Heemkundige Kring Walcheren
Heemkundige Kring Walcheren 'Steengoede' artikelen over 't Walcherse heem
Heemkundige Kring Walcheren Je komt 'een berg' te weten
Heemkundige Kring Walcheren Om door een ringetje te halen

Man overboord



De raadselachtige verdwijning van Rudolf Diesel

Rodolphe

In de late avond van 29 september 1913 raakte op de rede van Vlissingen een man te water. Het was de beroemde uitvinder van de dieselmotor. Over de verdwijning van Rudolf Diesel is veel gepubliceerd, maar de zaak blijft intrigeren. Wat er bovendien met name in teksten op internet over geschreven wordt, roept meer vragen op dan dat ze antwoorden geven. Ook een onlangs verschenen stripverhaal is aanleiding om eens enkele zaken nader te bekijken.

Rudolf Diesel was het tweede kind van de leerbewerker Theodor Diesel en zijn vrouw Elise Strobel. Diesel senior was voor de economische en politieke situatie in 1848 uit het Duitse Augsburg vertrokken naar Parijs, waar hij zijn vrouw vond. Ze begonnen in de Rue de Notre Dame – min of meer aan de rand van de Joodse wijk – een atelier waar Theodor leren voorwerpen maakte, portemonnees, portefeuilles, tasjes, riemen – dat soort spul. Die dingen werden dan geleverd aan Joodse winkels en handelaren. Op 18 maart 1858 kwam hun tweede kind en enige zoon, Rudolf, ter wereld. Anderhalf jaar later verhuisde het gezin dat inmiddels drie kinderen telde, naar de Rue de la Fontaine du Roi, waar ze boven de werkplaats woonden. Rudolf moest voor en na schooltijd bestellingen bezorgen. Op school en buiten werd Frans gesproken – Rudolf heette er Rodolphe. Thuis was Duits de omgangstaal, behalve de eerste uren van de dag, dan spraken ze Engels – moeder Elisa schijnt voor haar Parijse tijd in Engeland geweest te zijn.

In Parijs maakten de sociale omstandigheden grote indruk op de kleine Rudolf, die een verlegen en teruggetrokken ventje schijnt te zijn geweest maar grote belangstelling voor techniek had. Met zijn vader ging hij in 1867 naar de Exposition universelle in het Palais du Champ-de-Mars. Vader en zoon zagen daar behalve allerlei stoommachines de motor die de Duitser Nikolaus Otto had ontworpen, een zogenoemde mengelmotor. In zo’n motor komt een mengsel van brandstof en lucht in een cilinder. Als de druk verhoogd wordt, wordt met een vonk het mengsel tot ontbranding gebracht. De Ottomotor werd de basis voor de moderne benzinemotor.

Niet ver van waar de familie Diesel destijds woonde, is in een voormalig klooster in de Rue Réaumur het Conservatoire des arts et métiers, een museum voor de techniek. In de collectie bevindt zich onder meer de slinger van Foucault. Rudolf moet het vaak bezocht hebben. Op elfjarige leeftijd tekende hij er machines. Voor de kinderen was de protestantse school een toevluchtsoord. In 1870 sloot Rudolf die school af met de hoogst mogelijke cijfers. Hij kreeg er een medaille voor. Na de zomer zou hij naar de école primaire supérieure gaan. In juli 1870 verklaarde Frankrijk echter Pruisen de oorlog. Vele plattelanders vluchtten naar Parijs. Op 28 augustus moest iedereen die niet van Franse afkomst was de stad binnen drie dagen verlaten. Op 5 september verliet het gezin van Theodor Diesel de stad. In de morgen van 6 september voeren ze aan boord van een overvolle boot de haven van Dieppe uit. Van Rudolfs inschrijving op de école primaire supérieure kwam niets terecht.

Ingenieur in opleiding

Het gezin Diesel vond in Londen in de wijk Hoxton twee povere kamertjes, Herbert Street 20. Voor het gezin was de situatie moeilijk. In november 1870 reisde de twaalfjarige Rudolf alleen via Harwich en Hoek van Holland naar familie in Augsburg. Daar kon hij een opleiding volgen aan een technische school. Hij was er de beste van zijn klas en hij schreef zijn ouders (die sinds juli 1871 weer terug in Parijs waren) dat hij beslist ingenieur wilde worden. Eigenlijk wilde Rudolfs vader dat hij zo snel mogelijk geld ging verdienen.

Enkele jaren leefde hij van studiebeurzen en gaf hij bijles in Frans en wiskunde. Ondertussen studeerde hij werktuigbouwkunde aan de Technische Universiteit van München, waar hij volgens de Deutsche Biographie het beste examen aflegde dat ooit een student sinds de oprichting van de instelling had afgelegd. In 1877 kwamen zijn ouders ook naar München.

In 1878 volgde Rudolf Diesel colleges over thermodynamica en verdiepte hij zich in stoommachines, waarvan het rendement uiterst laag was, in het bijzonder bij kleine machines. In 1880 ging hij in Parijs werken in de fabriek van ijsmachines van zijn hoogleraar, waar hij al snel directeur werd. Door zijn werk kreeg hij ervaring met ammoniakdamp bij verschillende druk en temperatuur. Hij probeerde er een motor te ontwerpen die werkte met ammoniakdamp. Helaas lukte het niet om een veilige motor te maken en in 1890 gaf hij zijn poging op.

In Parijs leerde Diesel Martha Flasche kennen, een Duitse die als gouvernante werkte. Ze trouwden in München in november 1883. Het jaar daarop werd Rudolf junior geboren, in oktober 1885 dochter Hedy en in 1889 zoon Eugen die later een boek over zijn vader zou schrijven. In 1890 verhuisde Rudolf Diesel met vrouw en kinderen naar Berlijn om daar de leiding van het ijsmachinebedrijf op zich te nemen. Diesel bleef werken aan een motor waarin lucht in een cilinder komt en door een zuiger wordt samengeperst. De lucht wordt daardoor zeer heet, waarna brandstof ingespoten wordt en deze zonder ontsteking ontbrandt. De warmte wordt vervolgens omgezet in kracht. Diesel experimenteerde met verschillende brandstoffen, met drukverschillen en temperaturen. Later werd een soort olie gebruikt die werd verkregen tijdens de raffinage van aardolie.

Patenten en licenties

Eind 1891 diende Rudolf Diesel een patentaanvraag in. Deze werd in eerste instantie geweigerd. Na nieuwe tekeningen en berekeningen verkreeg hij het patent alsnog. Hij had natuurlijk te weinig geld om prototypes te laten bouwen. Daarom schreef hij bedrijven aan, vooral stoommachinefabrikanten zoals Krupp in Essen, Sulzer in Winterthur, Deutz in Keulen en Carels in Gent. Het leverde weinig op. Daarop publiceerde Diesel zijn theorie in een boek dat in januari 1893 verscheen, en dat had effect. Op 21 februari 1893 – twee dagen voor het patent officieel was toegekend – werd een overeenkomst getekend voor de bouw van een motor volgens Diesels ontwerp. Op 10 april liet Krupp weten ook mee te doen. Tussen 1893 en 1897 realiseerde Diesel zijn dieselmotor in de machinefabriek in Augsburg. Zijn motor gaf het hoogste rendement en beloofde veel meer vermogen. Hij liep bovendien op olie, die toen over de hele wereld werd geproduceerd. Dat eerste model uit 1897 staat nu in het Deutsches Museum in München. Diesel kreeg vrij snel patenten in verschillende landen, waaronder de Verenigde Staten. Doordat geleidelijk de brandstofinspuiting en het regelen van het toerental werd verbeterd, begon de dieselmotor aan zijn opmars in schepen, treinen, vrachtauto’s, personenauto’s, tanks en onderzeeërs. In binnen- en buitenland sloot Diesel productiecontracten af. Hij moest zich echter ook voortdurend bezighouden met patenten en octrooien, soms met lange processen. De jaren van hard werken en rechtszaken, zelfs aanvallen, putten hem uit. Door de verkoop van patenten en licenties was hij ondertussen wel schatrijk, maar een groot deel bestond uit participaties in bedrijven die jarenlang geen winst maakten. Toch kon hij in München een enorme villa laten bouwen. Bij zijn werk had hij altijd gedacht dat zijn uitvindingen tot sociale verbeteringen zouden leiden. Zo werkte hij aan kleine machines voor bescheiden ondernemingen. In 1903 publiceerde hij zijn boek over verbetering van de sociaaleconomische situatie van de arbeiders. Nadat de door hem verkochte patenten in 1908 afliepen, kon hij opnieuw werken aan de ontwikkeling van dieselmotoren met eigen investeringen. Tijdens een reis door Noord-Amerika in 1912 werd hij groots geëerd. Niettemin was hij soms de uitputting nabij. Hij leed voortdurend aan hoofdpijnen en moest verschillende keren rustkuren nemen. In die jaren moest hij ook om zijn ideeën en patenten te beschermen veel zelf doen. Het was soms te veel.

Zo schreef Diesel op 28 januari 1910 vanuit Hotel Adlon in Berlijn eigenhandig aan de directie van de scheepswerf Koninklijke Maatschappij De Schelde over het gebruik van een dieselmotor in een onderzeeër.1 De directie had geïnformeerd of hij daarvoor het patent had. De brief verwijst bovendien naar een eerder bezoek van hem in Vlissingen en hij merkte op dat hij bereid was in Vlissingen te komen overleggen. Zo reisde hij voortdurend naar bedrijven en fabrieken. In september 1913 moest hij weer naar Engeland. Op dinsdag 30 september 1913 zou hij in Londen de aandeelhoudersvergadering van de Diesel Company bijwonen. En de Royal Automobile Club had hem uitgenodigd voor een diner. Verder moest hij naar Ipswich om een nieuwe fabriek te bezoeken. Op weg naar Londen had hij afspraken in België. Zijn Belgische zakenpartner George Carels had hem uitgenodigd naar Gent te komen. Deze Carels was de baas van een gerenommeerde constructiewerkplaats. In 1894 had hij als eerste een licentie voor de bouw van dieselmotoren gekregen. In 1905 maakte het bedrijf een dieselmotor van 500 pk, de krachtigste dieselmotor ter wereld. Vanaf 1910 verwierf het bekendheid met onder meer scheepsdiesels.

Naar Engeland

Twee weken voor zijn reis was Diesel alleen thuis in zijn Münchense villa, die hij bij die gelegenheid in zijn dagboek een mausoleum noemde. Zijn vrouw Martha was in Frankfurt bij hun dochter. De dagen daarna ging hij jagen. Vervolgens reed hij met de trein naar Frankfurt waar hij zijn vrouw, zijn dochter Hedy en haar man zag. Hij zou gevraagd hebben of Martha meeging naar Engeland, maar daar had ze geen zin in. Hij reisde met de trein naar Gent. Aan zijn vrouw schreef hij op 27 september ’s morgens vanuit Hotel de la Poste in Gent, het huidige De Post aan de Kouter, dat het een trage en saaie reis was geweest, maar hij had Schopenhauer gelezen, Parerga en paralipomena, een verzameling losse stukken, letterlijk aanvullingen en bijvoegsels. Diesel vond ze schitterend. “Schwer aber genußreich”, schreef hij zijn vrouw; ze moesten die stukken later eens samen lezen. Carels had hij nog niet gezien, evenmin de tentoonstelling in het Citadelpark, die later als de negentiende wereldtentoonstelling de geschiedenis zou ingaan. Diesel liet Martha ook weten dat hij weer behoorlijk last van zijn hart had. Die dag ging hij eerst naar Brussel waar hij een afspraak had met een Duitse ingenieur. Op zondag 28 of maandag 29 september is hij naar Carels gegaan en heeft hij een bezoek gebracht aan de tentoonstelling. Die maandag schreef hij zijn zoon dat hij op het punt stond met George Carels en diens hoofdingenieur Alfred Luckmann via Antwerpen naar Harwich te reizen. Hij gaf in die brief zijn oudste zoon nog enkele zakelijke opdrachten. Daarover moest hij het resultaat laten weten per telegram aan hem in De Keyser’s Royal Hotel aan de Theems. In de brief gaf Diesel vrij concreet aan hoe zijn programma in Engeland er uitzag. Aan zijn vrouw Martha schreef hij met veel liefde dat hij niet via Dover zou gaan, maar voor de eerste keer van Antwerpen naar Harwich zou varen.

De laatste trein waarmee Diesel en zijn kompanen op maandag 29 september op tijd in Antwerpen konden geraken, vertrok van het Gentse Zuidstation om kwart voor vijf. De nachtboot naar Harwich vertrok om 7.10 uur van de kaaien. Diesel, Carels en zijn technicus hadden alle drie een eigen hut op de Dresden, een stoomschip uit 1896 van de Great Eastern Railway Company. Het schip mat bijna 2.000 ton en had een accommodatie in twee klassen van 780 passagiers. De maximumsnelheid was 18 knopen. Diesel zou met Carels en zijn ingenieur vanaf Harwich eerst naar Ipswich gaan om de nieuwe fabriek te bezoeken.

De drie mannen aan boord van de Dresden betrokken nadat ze aan boord waren gekomen hun hut en spraken af daarna in het restaurant te gaan dineren. Het was een gezellige maaltijd. Diesel was in een uitstekende stemming. Ze bespraken weliswaar met zorg de situatie op de Balkan waar ondanks het recente vredesverdrag de situatie onrustig was. De financiële markten waren onvoorspelbaar en de economische ontwikkeling stagneerde waardoor de afzet van dieselmotoren achterbleef bij de verwachtingen. Ondanks de internationale situatie die ook zijn zakelijke activiteiten niet onberoerd liet, waren Diesel en zijn partners vol vertrouwen in de toekomst.

Tegen de correspondent van de New York Times zou Carels later verklaren dat ze na de maaltijd nog wat over het dek hadden geflaneerd, pratend en rokend: “Rond tienen, terwijl de lichten van Vlissingen in zicht waren, zei ik: ‘Ik denk dat het tijd is om te gaan slapen.’ Dr. Diesel stemde daar mee in en we zijn alle drie naar onze hutten gegaan.”

Gelet op het vertrek uit Antwerpen en de snelheid van het schip zal de Dresden op dat tijdstip inderdaad ter hoogte van Vlissingen geweest zijn. Volgens Carels bleef Diesel nog even stilstaan bij de deur van zijn hut, daarna kwam hij hem achterna, schudde hem de hand en wenste hem goedenacht en zei “Ik zie je morgenochtend.” Diesel had een steward opdracht gegeven hem om kwart over zes te wekken en de mannen hadden afgesproken daarna gezamenlijk te ontbijten. Toen Diesel de andere morgen niet verscheen en men naar zijn hut ging, was deze leeg. Het bed was onbeslapen, zijn nachthemd lag gevouwen klaar, zijn sleutels lagen in zijn hut en zijn horloge hing aan zijn koffer, zodat hij vanaf zijn bed zicht erop had. Diesels reisgenoten en bemanningsleden gingen zoeken. Zonder resultaat.

Toen de Dresden in Harwich aanlegde, werd de Duitse consul geïnformeerd en nogmaals het hele schip doorzocht. Diesels bagage en andere voorwerpen werden aan de autoriteiten overhandigd.

De vermissing

In Zuid-Duitsland ontving Diesels jongste zoon Eugen een kaart, die zijn vader hem voor zijn vertrek op 29 september had gestuurd: “Op het punt via Antwerpen-Harwich naar Londen te reizen stuur ik je hier een groet en een kus. In inniger Liebe. Dein Vater.” Die dag hoorde Eugen van de waard van het Gasthaus waar hij logeerde, dat zijn vader vermist werd. De Duitse consul in Londen had de burgemeester van Frankfurt een telegram gezonden. Deze had een politiefunctionaris naar het huis gestuurd waar mevrouw Diesel verbleef. Haar schoonzoon had telegrafisch Eugen op de hoogte gesteld. Deze ging onmiddellijk naar Frankfurt, waar ondertussen een verwarrende toestand heerste: telegrammen, boodschappen van vrienden, informerende journalisten. Daar arriveerde toen eveneens het onjuiste bericht dat Diesel in Londen was gezien. De oudste zoon en de schoonzoon zijn volgens Eugen naar België gegaan. Onbekend is waarheen precies (Antwerpen? Gent?). In Frankfurt en München werd duidelijk dat Diesels vermogenspositie dramatisch verslechterd was.

Op 12 oktober hoorde de familie dat het lijk van Diesel gevonden was. Ze was op de hoogte gesteld door een telegram van de Duitse consul in Vlissingen. Zoon Eugen besloot onmiddellijk naar Vlissingen af te reizen in de veronderstelling dat hij ging om het lijk te identificeren. Een vriend ging met hem mee. Ze wisten niet wat er echt gebeurd was.

In de namiddag van vrijdag 10 oktober had een schip van het Loodswezen het lichaam van Diesel gevonden. De Middelburgsche Courant van maandag 13 oktober berichtte: “Door het loodstransportvaartuig ‘Coertzen’ is Vrijdagnamiddag in de Roompot drijvende gevonden ’t lijk van een chique gekleeden man. Het droeg een blauw costuum, grijze overjas, bruine schoenen en handschoenen en was glad geschoren. Verschillende voorwerpen van waarde, op ’t lijk gevonden zijn bij den strandvonder alhier gedeponeerd. Wegens het ruwe weer kon ’t lijk niet naar Vlissingen worden gebracht; men heeft het laten drijven. Zou dit het lijk van den vermisten heer Diesel niet kunnen zijn?” Het verdwijnen van Diesel was wereldnieuws.

Wie de literatuur over het geval raadpleegt, vindt omtrent de vindplaats (met name op internetsites) de meest bizarre informatie. Zo treft men zelfs “onder de kust van Noorwegen” aan, en heel vaak in Duitse en Engelse teksten Het Kanaal (The English Channel, Ärmelkanal).2 Eugen Diesel schreef in zijn in 1937 verschenen boek over zijn vader Der Mensch, das Werk, das Schicksal echter terecht: “De plaats waar men hem op 10 oktober had zien drijven, was de zone van de Zeehondenplaat voor de monding der Oosterschelde tussen de eilanden Noord-Beveland en Schouwen.” In plaats van Noord-Beveland schreef hij trouwens Noordland.

De kranten vermeldden dat de Coertzen het lichaam van Diesel niet aan boord had genomen wegens het ruwe weer. Wie echter de weerberichten van 10 oktober 1913  nagaat, stelt vast dat het een “gemiddelde dag met een gemiddelde temperatuur van 7,3 graden Celsius” was. De wind was vrij matig en kwam uit oostnoordoostelijke richting. Ook de dagen ervoor was het rustig weer. De opmerking lijkt te berusten op een verklaring van de kapitein van het loodstransportschip die het tegenover Diesels zoon later heeft gehad over “Seegang”.

De Coertzen deed onder meer dienst als transportvaartuig voor het Loodswezen. (In een publicatie wordt het overigens ten onrechte als een Belgisch vaartuig vermeld.) Het was een flink stoomschip dat we voortdurend kunnen traceren in Den Helder, Hellevoetsluis en Vlissingen. Het regelde onder andere de bevoorrading en de bemanning van lichtschepen, kennelijk ook de betonning. Aan boord van de Coertzen was een forse sloep die daarvoor gebruikt werd. Die zal bij de vondst van Diesel eveneens te water zijn gelaten. Het valt niet goed in te zien dat de roeiers in de sloep wel Diesels lichaam en kleding goed konden beschrijven (“chique heer, blauw costuum, gladgeschoren”) en de voorwerpen uit zijn zakken konden halen, maar niet in staat waren het lijk in de sloep te krijgen. Hier en daar lees je dat het de gewoonte of zelfs voorschrift was om een op zee gevonden lichaam niet aan boord te nemen, maar in de richtlijnen van het Loodswezen of de overheid is daarover niets te vinden. Diesels lijk had bijna veertien dagen in het water gelegen en de toestand zal van dien aard geweest zijn dat de kapitein koos voor een zeemansgraf, maar het blijft vreemd. Er is nog een opvallend detail. Volgens de beschrijving was de gevonden man gekleed in een overjas. Maar Eugen Diesel schrijft in het boek over zijn vader (pag. 458) dat een officier van de Dresden “in der Nähe der Schiffsreeling den Hut und den Überzieher des verschwundenen Doktor Diesel” had gevonden.

In Vlissingen

Toen Eugen Diesel met zijn vriend per trein in Vlissingen arriveerde, nam hij zijn intrek in hotel Zeeland aan de Prins Hendrikweg.3 Zoals we uit zijn boek kunnen opmaken, was hij op het station ontvangen door de Duitse consul met zijn zoon, die hem vertelde dat “de regeringsloodsboot Coertsen [sic], die vaak dagenlang op zee was, afgelopen vrijdag, 10 oktober, ’s morgens om half elf, bij zware zeegang het lijk van een man had zien drijven. (…) Het schip, dat geen radioinstallatie had, was al langer onderweg en de kapitein wist niets van het verdwijnen van Diesel. Bovendien was het bij de sterke zeegang niet zonder gevaar een sloep uit te zetten. Desondanks besloot de kapitein het te doen. Met grote moeite kon de sloep bij het lichaam komen, dat in ontbinding was. (…) Ze namen uit zijn kleren enkele kleine voorwerpen, vonden echter geen papieren of grote bedragen en gaven de dode weer terug aan de zee, want het is zoals opgemerkt niet de gewoonte van zeelieden lijken aan boord te nemen. De kapitein zou het gedaan hebben als hij had geweten om wie het ging. Hij zei dat hij de persoon zou herkend hebben op een foto, want het aangezicht was nog onaangetast.”

Diesel junior ging met de consul naar de politie. “De politie was in een klein gebouw gevestigd. We moesten over een tamelijk steile trap naar de eerste verdieping. Toen ik door de deur kwam, kwam de politiechef, een ietwat geelachtige met zwart haar en een baard als van Napoleon III, ons tegemoet.4 Hij wist van mijn bezoek en had de voorwerpen op zijn schrijftafel uitgestald. Daar lagen ze op een stuk linnen van een zak. Ik herkende ze direct. Het was een klein doosje voor pastilles, gemaakt in het Russische Toela. De pastilles waren gesmolten en in een hoek van het blikje had zich zand verzameld. Dan de zwarte portemonnee met zeer weinig Engelse en Nederlandse munten, een zakmes en een brillenkoker met de firmanaam van onze opticien in München.5 Mij werd verteld dat de Coertsen ondertussen weer zee gekozen had met de opdracht naar het lijk te zoeken. De kansen daarop waren bepaald gering. (…) Alle instanties ten westen van de Scheldemonding waren geïnformeerd en de vissersvloot van Domburg was uitgevaren in de hoop het lichaam te vinden.6 Het gerucht – dat de pers gretig oppikte – had zich verspreid, dat de nog altijd voor zeer rijk gehouden familie Diesel een gigantische beloning voor de vondst van het lijk beschikbaar zou hebben gesteld.”

Vervolgens vertelt Eugen Diesel over het moment dat hij op de sluis van Vlissingen de Coertzen opwacht: “Al van ver dachten we gezien te hebben, dat op het voordek een ruwe lap over iets gegooid was. We beeldden ons in dat de boot de vreselijke vracht bij zich had. De waterstand was erg laag zodat het dek van het schip tamelijk diep onder ons lag toen wij daar boven op de sluismuur stonden. (…) Nauwelijks had de bemanning van het binnenvarende schip ons in de gaten of alle mannen en de kapitein ontblootten zwijgend het hoofd. Ze hadden direct gedacht of geweten wie ik was. Ik ging de ijzeren trap langs de sluismuur af en naar de kapitein op de brug. Wij spraken Engels. Het gesprek maakte duidelijk wat ik al verteld heb. De tocht was zonder resultaat geweest. De hele bemanning had uitgekeken, maar het lijk was niet meer te zien geweest. Ik bleef nog enige tijd in Vlissingen om alles te regelen voor het geval men het lichaam toch nog zou vinden.”

Op 13 oktober 1913 publiceerde de als commissaris fungerende hoofdinspecteur Van Meerendonk de volgende bekendmaking in de Vlissingsche Courant.

“Door de Commissaris van Politie alhier is aan de burgemeester der kustplaatsen de volgende circulaire gericht:

“Door de bemanning van het stoomloodsvaartuig ‘Coertzen’ is in den morgen van den tienden October 1913 in den mond der Oosterschelde, nabij de Roompot drijvende gevonden, het lijk van een onbekend als heer gekleed persoon. Na de op dat lijk gevonden voorwerpen in bewaring te hebben genomen is het weder in zee losgelaten, daar het reeds in staat van ontbinding verkeerde.

“Volgens het opgegeven signalement is later gebleken, dat dit lijk vermoedelijk is dat van dr. Rudolff [sic] Diesel die in den nacht van 29 op 30 September 1913 op onverklaarbare wijze is vermist, vermoedelijk overboord gevallen van de Harwich boot ‘Dresden’, op reis van Antwerpen naar Harwich.

“Daar de familie veel prijs stelt op het vinden van het lijk van dr. Diesel, en daarvoor een groote belooning heeft toegezegd, heb ik de eer U Edelachtbare beleefd te verzoeken bij eventueel aanspoelen van bedoeld lijk in Uwe gemeente, mij daarvan per draad te willen berichten. Aanbeveling verdient ook de van uit Uwe gemeente varende visschers hiermede in kennis te stellen.

“Dr. Diesel was 55 jaren oud, kaalhoofdig, nogal gezet, baardeloos of een klein kort geknipt geheel grijs kneveltje. In den binnenzak van het onderjasje, in het vest en in de pantalon komt voor de naam dr. Diesel. Het gevonden lijk had handschoenen aan de handen en een grijze overjas aan.

[w.g.] “De fg. Commissaris van Politie, W.F. van Meerendonk”  

Hoe en waarom

Over de dood van de uitvinder zijn tot vandaag de dag verschillende theorieën. Sprong Diesel overboord op de rede van Vlissingen of werd hij net voordat hij ging slapen uit zijn hut gehaald en overboord gegooid? Pleegde hij zelfmoord of werd hij vermoord? Aanvankelijk geloofden de familieleden in moord, maar toen ze inzicht kregen in de financiële situatie veranderde dat. In het boek van zijn zoon Eugen worden vele details genoemd die op een naderende zelfmoord wijzen. In de omvangrijke teksten die over Diesels verdwijnen zijn geschreven tiert de conspiratie welig: de geheime diensten, de dieselmotoren in onderzeeërs en de naderende wereldoorlog spelen daarbij een rol.

In 2008 publiceerde Viktor Glass de roman Diesel. Daarin wordt op de deur van Diesels hut geklopt, waarna twee mannen hem met chloroform verdoven en over de reling kieperen. In de documentaire Das Dieselrätsel (2010) zegt de Duitse historicus Ralf Spicker evenmin te geloven aan zelfmoord. En op de website van Markus Bott (www.totalitaer.de) wordt onder de titel Der Mord an Rudolf Diesel de Duitse geheime dienst de moord in de schoenen geschoven. Op rechtstreeks bevel van keizer Wilhelm II zou Diesel vermoord zijn. Koste wat kost moest verhinderd worden dat Diesel de Engelse Navy zijn dieselmotoren zou aanbieden. Er schijnen inderdaad contacten geweest te zijn, maar archivalia en rapporten ontbreken, zijn in ieder geval nooit gepubliceerd. Zelfs de passagierslijst van de Dresden is niet te vinden.

Ook is wel geopperd dat de machtige olie-industrie van Diesel af wilde, die in de ontwikkeling van plantaardige olie, biodiesel, een beter perspectief zag.

Wie tegenwoordig met een zeilboot al dan niet in konvooi met watersportvereniging De Arne een rondje Walcheren doet, vindt noch bij de Roompot noch op de rede van Vlissingen steun voor een theorie. Desgewenst kan hij als eresaluut zijn dieseltje even laten draaien of een bloemetje op het water gooien. In publicaties vinden we geen definitief antwoord, een serieuze onderzoeker evenmin in de archieven.

Lo van Driel

[1]. Zeeuws Archief, 7513 Glasnegatieven Koninklijke Maatschappij De Schelde (KMS), nr. 6057 brief Rudolf Diesel.

  1. Voor Ärmelkanal: o.a. de Duitse versie van Wikipedia, s.v. Diesel, en ontelbare sites en publicaties die daaruit hebben geput. Voor het Engelse Kanaal: de Engelse versie etc.

Voor Noorwegen: de website https://generalist.academy/2021/03/04/the-strange-death-of-rudolf-diesel: “A week and a half later a body was found floating in the ocean near Norway. Ten days in the sea had rendered it unidentifiable, but various items found with the body were Diesel’s. The sailors who found the body returned it to the ocean; it showed up further south another week later, but was once again not picked up.”

Idem: www.dieselworldmag.com/departments/under-pressure-the-life-and-death-of-rudolf-diesel: “Diesel’s body was found floating near Norway 10 days later.”

  1. Vlissingsche Courant, 14 oktober 1913. Deze krant plaatste een samenvatting van een gesprek met Diesel junior. In deze tekst vallen eveneens verschillende mededelingen op die afwijken van wat uit andere bron bekend is. Bijvoorbeeld over de gevonden voorwerpen en de overjas: Diesel jr. “toonde ons een portemonnaie, waarin de naam van den leverancier te Munchen [sic] voorkomt. Verder bevond zich in die portemonnaie een almanakje, waarin zijn vader den 26 September, den laatsten dag van zijn verblijf in den huiselijken kring, de datum van zijn vertrek had aangeschrapt. Verder waren een gouden lorgnet in etui, een zakmes en een doosje waarin pastilles bewaard werden, welke zijn vader gebruikte van dr. Diesel afkomstig.”

Op de website https://www.nostalgium.nl/tag/carels/ wordt zowel het bij Walcheren gevonden lichaam genoemd als dat in Noorwegen en mede daarop een complottheorie gebaseerd.

Voor hotel Zeeland: website Vlissingen dronk, met plaatjes van het hotel, echter zonder exacte locatie.

  1. Op de foto van het Vlissingse politiekorps, met centraal hoofdinspecteur W.F. van Meerendonk die als commissaris fungeerde, staat geen enkele man met baard, wel knevels.
  2. De Belgische autoriteiten en het Duitse consulaat in Londen zagen op grond van de verschillende berichten en feiten de dood van Diesel als vaststaand en gaven een overlijdensakte.
  3. Eugen Diesel schrijft over Domburgse vissers (die er in die tijd niet waren); hij zal die van Walcheren (Veere, Arnemuiden e.d.) bedoelen.

 Bronnen

‒ Viktor Glass, ‘Diesel’. Rotbuch Verlag, Berlijn 2008.

‒ Eugen Diesel, ‘De roman van een motor. Het leven van den uitvinder Rud. Diesel’ (vert. en bew. F. Koning). Strengholt, Amsterdam [1943].

‒ Eugen Diesel, ‘Diesel. Der Mensch, das Werk, das Schicksal’. Hanseatische Verlaganstalt, Hamburg 1937.

‒ Marmus, ‘De Verdwijning van Ingenieur Diesel’ (stripverhaal); (André Capiteyn, historische schets). Lannoo, Tielt 2013.

Het ss Dresden van de Eastern Railway Company, 1915. Schilderij van Alfred Jansen. (coll. Colchester and Ipswich Museum, Colchester UK)

Het loodstransportschip Coertzen. (coll. Archief en Collectie Vereniging Nederlandse Loodsen Sociëteit, Vlissingen)

Affiche Wereldtentoonstelling Gent, 1913. (coll. Stadsarchief Gent)

Portret van Rudolf Diesel met handtekening. (uit: Eugen Diesel, ‘Der Mensch, das Werk, das Schicksal’, 1942)

Voorplat stripverhaal van Marmus, ‘De Verdwijning van Ingenieur Diesel’, Lannoo, Tielt 2013.

Diesel wordt door geheim agenten op de rede van Vlissingen overboord gegooid. Afbeelding uit het stripverhaal van Marmus, ‘De Verdwijning van Ingenieur Diesel’, Lannoo, Tielt 2013.

Dieselmotor, tweede constructie, 1895. (coll. Deutsches Museum, München)                   

Brief ondertekend door Rudolf Diesel, 28 januari 1910. (glasnegatieven Kon. Mij. De Schelde, diginr. 513.6055. Zeeuws Archief, Kon. Mij. De Schelde, coll. 7513, nr. 6057)


Man overboord






Terug