Op website In tijdschriften De Wete
Heemkundige Kring Walcheren Heemkundige Kring Walcheren Heemkundige Kring Walcheren
Heemkundige Kring Walcheren 'Steengoede' artikelen over 't Walcherse heem
Heemkundige Kring Walcheren Om door een ringetje te halen
Heemkundige Kring Walcheren Je komt 'een berg' te weten

Geschiedenis De Wete




Van clubblad tot tijdschrift
Drie weken na de oprichting van de Heemkundige Kring Walcheren op 13 mei 1971 verscheen het mededelingenblad van de kersverse vereniging. In dertig jaar tijd is het blad uitgegroeid van een clubblaadje tot een heemkundig tijdschrift.

De naam
Het blad kreeg de naam De Wete, maar omdat het werkwoord 'doen' daar in het Walcherse dialect onlosmakelijk bij hoort, kreeg het blad de lange naam: De Wete gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren. Tot op de dag van vandaag is dat nog steeds de officiële benaming, al heeft iedereen het natuurlijk gewoon over De Wete. Al direct ontstond er een discussie over de naam. In het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten staat weliswaar dat 'de wete' het weten, de kennis betekent en dat 'de wete doen' onder meer betekent 'iets kennisgeven', hetzij officieel, schriftelijk of mondeling', toch waren enkele leden van mening dat 'de wete doen' het meedelen van iemands overlijden betekent. Cynici meenden dat de naam van het blad dan ook suggereerde dat de vereniging geen lang leven beschoren zou zijn. Gelukkig hebben zij geen gelijk gekregen. De Heemkundige Kring is dit jaar [2001] dertig jaar oud en De Wete telt net zoveel jaargangen. Men besloot de leden vier keer per jaar te informeren. Aan het begin van elk kwartaal (januari, april, juli en oktober) werd het blad aan de leden toegezonden. Tot op de huidige dag is dit de verschijningsfrequentie van het blad.

Jaarboek
De oprichters van de HKW hadden ook voor ogen om jaarboeken uit te geven. Het enthousiasme was groot en men zag mogelijkheden genoeg om 'duurzame artikelen' te publiceren over het Walcherse heem. Opmerkelijk is dat het tot 1987 duurde voordat de HKW met een jaarboek kwam. Jaarboek mocht de uitgave eigenlijk niet genoemd worden. Het was een kroniek met de titel Walacria. Lang heeft de kring dit niet volgehouden. Twee jaar later verscheen de tweede kroniek, maar toen onder auspiciën van de Stichting Natuur en Recreatie-Informatie. Deze stichting heeft dit volgehouden tot en met 1996. Het is opmerkelijk dat zo'n grote vereniging als de HKW geen jaarboek heeft. Bij andere Zeeuwse heemkundige kringen is het jaarboek de trots van de vereniging. Het bestuur van de HKW heeft na de eenmalige medewerking aan Walacria bewust ingezet op een kwalitatief hoogstaand mededelingenblad. Wat de kosten betreft is dit een verstandige beslissing geweest. Een heemkundige kring moet altijd heel veel toeleggen op een uitgave van een jaarboek en dat is toch elke keer weer een aanslag op de financiële reserves. Ook de Heemkundige Kring De Bevelanden heeft om die reden in 1999 besloten hun jaarboek niet meer uit te geven en hun mededelingenblad De Spuije meer inhoud te geven. Het is dus een keuze.

Avondwerk
Het samenstellen van het blad was de eerste jaren een van de taken van de secretaris Wim van der Heijden. Hij vertelde 25 jaar later hoe hij indertijd het blad samenstelde[1]. Dat gebeurde in eigen beheer, met behulp van een zware typemachine en een stencil-inbrandapparaat op de school waar Van der Heijden werkte. De Wete werd vervolgens vermenigvuldigd met een stencilmachine voor universele stencils. "Een nietapparaat met lange arm hadden we ook en school en de kinderen hielpen mee met vouwen. Met de bezorging erbij kostte dat een hele week avondwerk. Om de verzendkosten te drukken werden de eerste zes jaar de exemplaren voor de Walcherse leden door enkele leden ´geheel belangeloos´ rondgebracht."

Metamorfose
Op de omslag van de derde Wete (januari 1972) werd het door bestuurslid H.G.J. de Meij ontworpen vignet gedrukt. Het bestuur was zeer in zijn nopjes met dit beeldmerk. "Het verzinnebeeld (sic) op aantrekkelijke wijze de ligging van het eiland in het water, uitstekend getroffen door de spiegelend getekende letters in de contouren van het eiland, met centraal het wapen van Walcheren."[2] Tot en met het julinummer van 1977 waren de Wete's genummerd van 1 t/m 25. Het oktobernummer van 1977 kreeg de gebruikelijke jaargangaanduiding voor tijdschriften: 6e jaargang nr. 4. Het maken van De Wete werd een steeds zwaardere klus. Het aantal leden van de vereniging groeide gestaag. In 1974 werd besloten het blad te laten vervaardigen bij drukkerij Driedijk in Heinkenszand. De Wete werd nu in offset gedrukt. In plaats van de vale blauwe kreeg de omslag een frisse lichtblauwe kleur. Maar, zo stond in De Wete van april 1974 te lezen: "De kosten zijn voor onze kas niet gering, doch wij menen het aan te kunnen. Elke Wete gaat nu rond één gulden kosten. Wij hopen dat het deze financiële uitgave waard is."[3] In 1977 vond er een kleine wijziging plaats. De Wete werd op een ander papier gedrukt en er werd een ander lettertype gebruikt. In 1981 werd het formaat van het blad iets smaller. Het eerste nummer van die uitvoering staat als anoniem te boek. Op de omslag ontbreekt het nummer van de uitgave. Het is maar één misser in dertig jaar tijd! In 1990 werd weer voor een groter formaat (17 x 24 centimeter) gekozen, waarbij de omslag van het blad een donkerder kleur blauw meekreeg, met daarop een vernieuwd beeldmerk. De tekst werd in twee kolommen afgedrukt en de rubrieken werden gemarkeerd door 'kopjes'. Aan de vooravond van het 25ste jubileum van de kring kreeg het blad een facelift. Er werd een professional ingehuurd om het tijdschrift een heel andere opmaak te geven, die enerzijds de leesbaarheid en overzichtelijkheid van de verschillende bijdragen moest vergroten, maar anderzijds de herkenbaarheid als De Wete moest waarborgen. Er werd een duidelijke indeling gemaakt: eerst de artikelen en bijdragen, dan de vast rubrieken en dan de reacties en het verenigingsnieuws. ADZ Vlissingen werd in de arm genomen om het blad te drukken. De vernieuwde Wete oogstte veel lof. Eén mevrouw vond de omslag te veel glimmen en zegde om die reden haar lidmaatschap op. De verbeteringen aan De Wete en de stijging van de kosten van papier en drukwerk hebben de kosten van de uitgave wel doen toenemen. In 1979 bijvoorbeeld kostte een jaargang De Wete ruim 3.500 gulden. Afgelopen jaar waren de kosten van een jaargang ruim 26.000 gulden. Per lid kostte een jaargang in 1979 fl. 8,-, in 2000 fl. 11,-. Een lezersonderzoek heeft het bestuur nooit georganiseerd. "Reacties op De Wete zijn altijd positief", zegt penningmeester Kees Dekker altijd. Het groeiend aantal leden van de HKW laat zien dat er weinig te klagen valt. Of de constante aanwas alleen door het beleid van het bestuur en de inhoud van De Wete komt, kunnen we door het ontbreken van een lezersonderzoek niet zeggen. Is het wellicht de lage lidmaatschapsprijs of het feit dat nieuwe leden met naam en woonplaats worden vermeld, met daarnaast de naam van degenen die hen hebben opgegeven?

Redactie
De eerste negen jaar hebben de bestuursleden De Wete samengesteld. De secretaris had hierbij de grootste taak. Het secretariaat van de HKW was dan ook een zware klus, die veel tijd kostte. In het najaar van 1980 werd een redactie ingesteld. Secretaris Jan Louwerse vond het werk voor De Wete zo leuk dat hij overstapte naar de redactie en eindredacteur werd. De redactie telt vijf leden. Bestuur en redactie communiceerden lange tijd met de leden onder de titel 'Wete(s)waardigheden'. Vanaf 1990 worden de bijdragen in elke Wete apart geïntroduceerd met een 'Van de redactie'.

Kopij
In de derde Wete (januari 1972) werd de eerste oproep voor kopij geplaatst. "Leden die een stukje willen schrijven over een folkloristisch, kunstzinnig, taalkundig, natuur- en waterstaat-, of bouwkundig, landschappelijk, historisch, archeologisch of enig ander onderwerp met betrekking tot Walcheren" werden uitgenodigd hun kopij aan de secretaris toe te zenden.[4] De eerste kopij betrof vaak een verslag van een lezing of een bijeenkomst. Ook beschouwingen over heemkunde en de schoonheid van het Walcherse heem werden gepubliceerd. in de loop van de afgelopen dertig jaar is de inhoud van De Wete behoorlijk veranderd. Verslagen van bijeenkomsten en besprekingen van boeken over Walcherse onderwerpen komen nog steeds voor, maar aan de omvang en kwaliteit van de artikelen en bijdragen zijn in de loop van de tijd wel hogere eisen gesteld. Dat het begrip heemkunde een ruim spectrum inhoudt, blijkt uit de honderden onderwerpen die de afgelopen jaren zijn gepubliceerd. Soms weerklonk het sentiment van de vroegere tijden door. Een enkel artikel kreeg de titel 'Die goeie ouwe tijd', 'De oude tijd' of 'Nostalgie'. De snelle veranderingen in de afgelopen decennia van zowel samenleving als landschap, zorgden ervoor dat mensen gingen zoeken naar stukjes van en over vroeger. "Je moet het zoeken en weten te vinden", schreef mevrouw Flissebaalje-Stenhuis in een van de eerste Wete's.[5] De Wete helpt met dit zoeken en elk nummer laat weer een aantal vondsten zien.

Rubrieken
De Wete heeft ook een aantal ijzersterke rubrieken. Vanaf het januarinummer van 1977 verscheen er een rubriek met de naam 'Dijkje'. Een nummer later onthult het bestuur de identiteit van de schrijver: "... korte ontboezemingen van een onzer leden, dokter van Dijk, en ze bevatten in het algemeen vragen, wetenswaardigheden, opmerkingen etc."[6] De Vlissingse huisarts Ad van Dijk gaf zijn ogen altijd goed de kost en had bijna elk kwartaal wel wat op te merken over heemkundige zaken. In negentien jaar tijd schreef hij 111 'Dijkjes'.

Frans Broeksma verfraaide bijna twintig jaar lang elke Wete met een prachtige pentekening. De ene keer een kergebouw, de andere keer een straat, een paaltje of een steen. Bij het plaatje schreef hij een praatje. Oppervlakkig was dat praatje niet. Broeksma maakte studie van zijn onderwerpen. De rubriek staat bekend als 'Walcheren in woord en beeld' en werd in de regel in het midden van De Wete opgenomen.

H.G.J. de Meij verzorgde van 1978 tot en met 1982 de rubriek 'Walcherse uutdruksels'. Daarin behandelde hij allerlei typerende uitdrukkingen zoals '"Kwà", zei bure en ze bleef nog 'n ure" en '"Me zù zie", zei blinde Louw, en de man zag nooit'.[7] Verder waren er nog de verhaaltjes - meest in dialect - geschreven door mevrouw C.I. van Nieuwenhuyzen. Deze actieve vrouw was jarenlang bestuurslid van de HKW en bovendien een van de oprichters. In tien jaar tijd, van 1979 tot 1989, schreef zij in totaal dertig verhalen en anekdotes, die zeer werden gewaardeerd. Haar pennenvruchten zijn gebundeld uitgegeven door de HKW onder de titel Walcherse vertelseltjes van om 't 'Oekje (1988).

In april 1990 begon Frans van den Driest met de zogenaamde 'Vadertjes'. In deze rubriek behandelt hij een aantal Walcherse uitdrukkingen die de heemkundige Jan Vader (1875-1966) heeft verzameld. Van den Driest voorziet elke uitspraak van een gedegen toelichting. Tot en met 2001 schreeft hij veertig 'Vadertjes'.

In de jaren negentig was er ook nog de rubriek 'Archiefvondsten'. Leden die in de Walcherse archieven onderzoek doen, konden in deze rubriek een leuke vondst kwijt, zoals de lengte van de dienstplichtigen in 1850, of over kantoorklerken die gedichtjes maakten in de registers die zij moesten bijwerken.

In De Wete is er ook ruimte voor het bespreken van uitgaven over Walcherse onderwerpen. In het januarinummer van 1981 werd de rubriek 'boekbespreking' begonnen. Op voorstel van een lid kreeg deze rubriek vanaf het aprilnummer van dat jaar de titel ''k è 'eleze'. Jarenlang heeft vooral Peter Sijnke publicaties over Walcherse onderwerpen besproken. In het julinummer van 1994 nam Tiny Polderman de fakkel over en zij gooide meteen de knuppel in het hoenderhok door te stellen dat de titel van de rubriek niet juist is en dat het moet zijn: ''k è heleze'. Die naam heeft de rubriek vanaf jaargang 24 (1995) gekregen.

Auteurs
Wie zijn nu eigenlijk de mensen die hun beste beentje voor de HKW willen voorzetten en hun artikelen en bijdragen aanbieden aan de redactie van De Wete? Het blad is een laagdrempelig tijdschrift. Het is geen blad voor professionele schrijvers, maar juist voor de amateurs. In principe kan iedereen zijn verhaal kwijt, maar er zijn natuurlijk wel enkele criteria waaraan een bijdrage moet voldoen. Het beoordelen van de ingeleverde artikelen en bijdragen naar inhoud en schrijfstijl is de taak van de redactiecommissie. Waar het om gaat zijn persoonlijke ervaringen, resultaten van archief- of bibliotheekonderzoek, opmerkingen, signalementen, en dat alles met een maximum van ongeveer 3.600 woorden. In de loop van de tijd is de kwaliteit van de inzendingen wel beter geworden. In de eerste jaargangen stond vaak 'rijp' en 'groen' door elkaar.

Een aantal auteurs levert regelmatig een bijdrage in. Zonder hem van veelschrijverij te betichten is J.H. Midavaine uit Veere met 35 bijdragen de winnaar in de categorie 'artikelen'. De tweede plaats is voor de heer J. Braat uit Vleuten met 24 bijdragen. Midavaine schrijft vooral over zijn woonplaats, maar hij is ook erg gecharmeerd van criminele story's. De heer Braat heeft veel over de Tweede Wereldoorlog geschreven. Zijn artikel in De Wete van oktober 1997 over de ervaringen van Duitse militairen op Walcheren laat duidelijk zien dat hij grondig studie maakt van zijn onderwerpen.[8]
Andere personen die veel in De Wete hebben geschreven, zijn A.H. van Dijk, vooral met zijn 'Dijkjes', mevrouw C.I. van Nieuwenhuyzen, Frans Broeksma en Frans van den Driest. Naast de grote hoeveelheid bijdragen in de vorm van rubrieken schreven zij ook losse artikelen en bijdragen.
Auteurs die in De Wete met grote deskundigheid over bepaalde onderwerpen schreven, waren bijvoorbeeld E. van Wijk over molens, M. van den Broeke over buitenplaatsen, H.G.J. de Meij over dialecten, K. Karels over naamkunde en A.F. Franken over Middelburgse bedrijven. Maar er zijn ook bijdragen te vinden van personen die doorgaans niet veel schrijven, laat staan hun geschrift aanbieden aan een tijdschrift. De combinatie van 'veelschrijvers' en 'eendagsvliegen' maakt De Wete tot een gevarieerd tijdschrift.

Inhoudsopgave
Aan de rijke inhoud van de Wete's die het afgelopen dertig jaar zijn verschenen, is te zien hoeveel gebieden heemkunde op Walcheren omvat: geschiedenis, steden en dorpen, landschap, natuur, folklore, dialect, verhalen enzovoorts. Regelmatig verschenen er inhoudsopgaven van voorgaande jaargangen. De laatste, over 1989, is gepubliceerd in De Wete van januari 1990. Ter gelegenheid van het dertig jarig bestaan van de kring is een overzicht gemaakt van de rijke inhoud van de eerste tot en met de dertigste jaargang. Met behulp van 110 trefwoorden zijn de verschillende artikelen en bijdragen onderverdeeld. Aan de hand van deze inhoudsopgave is te zien over welke onderwerpen en over welke plaatsen het meest is geschreven. Wat de onderwerpen betreft, spant de Tweede Wereldoorlog de kroon. Deze oorlog is voor Walcheren een ingrijpende tijd geweest en de talloze persoonlijke ervaringen uit die periode hebben dan ook in vele Wete's hun neerslag gevonden. Zo'n tachtig bijdragen, klein en groot, hebben de afgelopen dertig jaar over dit onderwerp in het blad gestaan. Het oktobernummer van 1984 was een themanummer over de bevrijding van Walcheren en in 1994 is er ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding van Walcheren, toen vijftig jaar geleden, een extra Wete verschenen met daarin dertien persoonlijke verhalen over de gebeurtenissen in het najaar van 1944. Deze Wete, met een oranje omslag, staat bekend als de Bevrijdingswete. Nog steeds ontvangt de redactie verhalen over de tijd van de Tweede Wereldoorlog.

Andere onderwerpen waarover veel is geschreven, betreffen allerlei ambachten, beroepen en bedrijven. Verder passeren veel personen de revue, van Michiel de Ruyter tot en met het Middelburgse joodse meisje Martientje Cohen, dat de Tweede Wereldoorlog overleefde.[9] Maar ook onderwerpen als ringrijden, brandweer, flora en fauna en klederdracht komen regelmatig voor.
Middelburg, Vlissingen en Veere zijn de plaatsen waarover het meest wordt geschreven. De geschiedenis van de Walcherse steden lijkt onuitputtelijk. Dorpen als Arnemuiden, Meliskerke, Gapinge, Grijpskerke en Sint Laurens lijken juist onderbelicht.

Interactief
De inhoud van elke Wete heeft toch ook wel een bepaalde impact bij de lezende leden. Regelmatig wordt er gereageerd op de inhoud van artikelen en bijdragen. De rubriek 'Laat het De Wete weten' geeft de mogelijkheid om een vraag aan alle leden te stellen. Als er op de vraag wordt gereageerd, dan wordt het antwoord opgenomen onder de noemer 'De Wete weet het'. Zo werd in De Wete van april 1989 de vraag gesteld wie er wat meer wist over de teelt van tulpenbollen in Westkapelle omstreeks 1910. Het antwoord volgde in de daaropvolgende Wete; het was een uitgebreid verhaal waarin werd verteld dat Westkapelle in die tijd evenals Haarlem bloembollenvelden had "met prachtige tulpen in de edelste soorten."[10] Het is maar een weet.

Enkele keren ontstond er een polemiek tussen schrijvers. Een duidelijk voorbeeld hiervan was de discussie over de Veerse molens in de jaren 1987 en 1988 tussen de Veere-kenner J.H. Midavaine en de molen-kenner E. van Wijk. De redactie probeerde de discussie af te sluiten in de oktober-Wete van 1988 met de mededeling "Discussie gesloten", maar Van Wijk wist nog een laatste weerwoord te schrijven in De Wete van januari 1989.

Ook wordt regelmatig op de inhoud van De Wete gereageerd bij bestuur en redactie. Duidelijke bewijzen dat de inhoud van het mededelingenblad van de HKW amuseert en prikkelt.

Leo Hollestelle

1. De Wete, jrg. 25 nr. 1 (januari 1996), p. 5
2. De Wete nr. 3 (januari 1972), p. 2
3. De Wete nr. 12 (april 1974), p. 2
4. De Wete nr. 3 (januari 1972), p. 6
5. De Wete nr. 3 (januari 1972), p. 5
6. De Wete nr. 24 (april 1977), p. 16
7. De Wete, jrg. 9 nr. 1 (januari 1980), p. 17
8. De Wete, jrg. 26 nr. 4 (oktober 1997), pp. 3-14
9. De Wete, jrg. 24 nr. 2 (april 1995), pp. 4-5
10. De Wete, jrg. 18 nr. 3 (juli 1989), pp. 30-31.

Deze tekst is een bewerking van het artikel Van clubblad tot tijdschrift. Dertig jaar De Wete, gepubliceerd in de Inhoudsopgave 1971-2001 (jaargang 1 t/m 30), die is verschenen ter gelegenheid van het dertig jaar bestaan van de HKW.